In welke juridische context past een bezonningsonderzoek, daglichtonderzoek of onderzoek naar de uitzichtkwaliteit?
Bezonning of lichtinval en uitzichtkwaliteit
Er zijn geen specifieke voorschriften opgenomen in de Wet Ruimtelijke Ordening en Bouwbesluit (WrO). Hoewel er dus geen sprake is van een wettelijk toetsingskader betekent niet dat deze aspecten geheel buiten beschouwing worden gelaten. In onze praktijk komen wij deze tegen:
- Bij het wijzigen of vaststellen van een bestemmingsplan in gevolge art. 3.1. lid 1WrO moet worden voldaan aan het criterium van "een goede ruimtelijke ordening". Vanuit verschillende beleidsterreinen kunnen kwaliteitseisen worden vertaald naar concrete ruimtelijke situaties. Bezonning kan een aspect zijn waarbij rekening dient te worden gehouden. Een bezonningsonderzoek kan inzicht geven in de toekomstige situatie. Meer info.
- In geval van een buitenplanse ontheffing of projectbesluit in gevolge art. 2.12 lid 1, sub a onder 3 Wabo kan een plan leiden tot verminderde bezonning. Dit kan ook bij bouwplannen die binnen de maximale bouwregels van het bestemmingsplan vallen. De gemeente (het bevoegd gezag) is verplicht alle belangen af te wegen voordat zij een besluit nemen. Daarom kunnen zij bij het verlenen van omgevingsvergunning vragen om uw plan te toetsen aan een bezonningsnorm. Dit betreffen richtlijnen en zijn dus niet in de wet vastgelegd.
Bezonningsnorm of richtlijn |
Omschrijving |
Lichte TNO-bezonningsnorm |
Dit betreft een methode om de bezonningsduur van één punt op één of meerdere woonkamerramen vast te stellen. TNO stelt: “Ten minste 2 mogelijke bezonningsuren per dag in de periode van 19 februari - 21 oktober (gedurende 8 maanden) in het midden van de vensterbank aan de binnenkant raam. (bron: Zonneveldt, L. , Groot, de, E.H. (2005), Rapport: Daglicht en bezonning in de woonomgeving, TNO Delft, p.3) |
Strenge TNO-bezonningsnorm |
TNO stelt: Ten minste 3 mogelijke bezonningsuren per dag in de periode van 21 januari – 21 november (gedurende 10 maanden) in het midden van de vensterbank aan de binnenkant raam. (bron: Zonneveldt, L. , Groot, de, E.H. (2005), Rapport: Daglicht en bezonning in de woonomgeving, TNO Delft, p.3) |
Haagse bezonningsnorm |
In deze norm is vastgelegd dat de gevels van woningen op 19 februari (en 21 oktober), bij een zonhoogte van meer dan 10 graden, minimaal 2 uur zon moeten ontvangen. Er wordt een meetpunt gehanteerd op 75 centimeter hoogte in het midden van de gevel. Bezonning op de voor- en achtergevel mag bij elkaar worden opgeteld. Als woningen in de bestaande situatie al minder dan 2 uur zon hebben, geldt als uitgangspunt dat de bezonning op de gevels van deze woningen er niet op achteruit mag gaan. Eveneens is er een afname van 50% niet toegestaan als er in de huidige situatie meer dan 2 uur bezonning mogelijk is. Dit zijn de belangrijkste voorwaarden (bron: RIS 180461_110614) |
Bezonningsrichtlijn Nootdorp-Pijnacker |
Een bezonningsrapport dient te zijn gebaseerd op negen ijkmomenten (te weten 21 maart 9.00 uur, 13.00 uur en 17.00 uur / 21 juni idem tijden / 21 september, idem tijden) waaruit kan worden opgemaakt wat de effecten zijn voor de belendende percelen. Een dakopbouw mag maximaal 30% extra schaduwwerking teweeg brengen op belendende percelen ten opzichte van de bestaande situatie. Daarmee blijft het merendeel van de bestaande zonsituatie (70%) op de omliggende percelen onaangetast. (bron: Nota dakopbouwen) |
Blootstelling aan zonlicht in NEN-EN 17037:2018 (definitief) status: nog niet opgenomen in het Bouwbesluit |
De nieuwe Europese norm gaat uit van aanbevelingen op basis van een minimale hoeveelheid blootstelling aan zonlicht in patiëntenkamers in ziekenhuizen en speelkamers in kinderdagverblijven en ten minste één woonruimte in woningen.
Daarbij geldt voor Nederland een minimale zonshoogte van 11°. (bron: NEN-EN 17037:2018) |
Sommige gemeenten hanteren hun eigen richtlijnen. Deze zijn doorgaans afgeleid van de lichte TNO-bezonningsnorm. Ook voor buitenruimten zijn er richtlijnen beschikbaar. Meer info.
- Een bezonningsonderzoek, daglichtonderzoek of onderzoek naar de uitzichtkwaliteit kan als onderbouwing dienen bij planschadeprocedures in gevolge art. 6.1. lid 1 WrO.
- In een civielrechtelijk kader (burenrecht) waarbij sprake is van onrechtmatige hinder in gevolge art. 5.37 van het Burgerlijk Wetboek kan een bezonningsonderzoek, daglichtonderzoek of onderzoek naar de uitzichtkwaliteit inzicht geven over de feitelijk situatie. Het gaat hierbij om het vaststellen en beoordelen van de aard, ernst en duur. Meer info.